halacha
afbreking:
ha·la·ch
a
[
?
]
lidwoord:
de
meervoud:
ha·la·ch
o
t
herkomst:
Hebreeuws
[
?
]
het normatieve, voorschrijvende deel van de mondelinge
Tora
;
één onderdeel uit dit normatieve deel;
de hiermee verband houdende jurisprudentie
[
?
]
©
SHJ
Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands, 2010-