Laban
afbreking:
L
a
·ban
[
?
]
herkomst:
Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie)
[
?
]
letterlijk:
'witte';
zoon van
Betuel
-1, broer van
Rebekka
-1, oom van
Jakob
-1 en
Esau
-1, vader van
Lea
(2)-1 en
Rachel
-1 (54x: Gen. 24:29 +);
plaats die wordt genoemd om aan te geven waar
Mozes
-1 de woorden van het Bijbelboek
Deuteronomium
heeft gesproken, onbekend, mogelijk identiek met Libna (Deut. 1:1)
[
?
]
verwant:
Hebreeuws (transcriptieversie):
Lavan
[
?
]
©
SHJ
Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands, 2010-